Wat je kunt zien met een eenvoudige microscoop

Introductie

Door de jaren heen heb ik met veel verschillende microscopen gewerkt, variërend van de meest eenvoudige schoolmicroscopen tot professionele laboratorium microscopen. Op een gegeven moment begon ik mij te realiseren dat er eigenlijk niet veel verschil is tussen een schoolmicroscoop en een laboratorium research microscoop als het gaat om de beeldkwaliteit. Research microscopen kunnen met speciale technieken worden uitgerust zoals bijvoorbeeld fasecontrast, Differentieel Interferentie Contrast (DIC) en fluorescentie microscopie. Een eenvoudige schoolmicroscoop is natuurlijk veel beperkter. Maar met gewone helderveld belichting is het verschil tussen zo’n eenvoudige microscoop en een laboratorium microscoop lang niet zo groot als men zou verwachten. Tenminste, als de belichting in orde is. En helaas schort het daar vaak aan bij veel microscopen.
Voor de duidelijkheid: met een eenvoudige microscoop bedoel ik een basis (monoculair) statief met achromatische objectieven. Het benoemen van achromatische objectieven is hier belangrijk omdat hiermee het verschil wordt gemaakt tussen een echte microscoop en een speelgoedmicroscoop. Het is verbazingwekkend wat er allemaal met een simpele schoolmicroscoop gezien kan worden. Dit wordt door beginnende microscopisten en zelfs sommige ervaren microscoop gebruikers soms over het hoofd zien. Mensen die met microscopie beginnen denken vaak dat ze dure objectieven nodig hebben zoals de beter gecorrigeerde fluoriet- of apochromatische objectieven om goede beelden te krijgen. Of er wordt gedacht dat een Köhler verlichting noodzakelijk is of dat je zelfs een aplanatisch achromatische condensor nodig hebt. Om een goed beeld te krijgen of om goede foto’s te maken heb je geen van de hierboven genoemde zaken nodig. Het is niet belangrijk hoe geavanceerd een microscoop is, het gaat er meer om hoe de microscoop gebruikt wordt. Er zijn weinig instrumenten die zo veelvuldig verkeerd gebruikt worden als de microscoop. Voor dit artikel heb ik opzettelijk een zeer eenvoudige microscoop zonder condensor-optiek gebruikt. Gewoon een spiegel, achromatische objectieven, tubus en oculair. Wat kunnen we zien met zo’n microscoop? Nou, heel veel! Elke keer als ik een eenvoudige schoolmicroscoop gebruik word ik aangenaam verrast door hoe goed de beeldkwaliteit kan zijn. Door een beetje de belichting te optimaliseren kun je van zo’n microscoop een goed instrument maken. En dit soort microscopen zijn op de tweedehands markt voor zeer weinig geld te bemachtigen.

 

Het belangrijkste voor een goed beeld: goede belichting

Soms lijkt het erop dat microscoop fabrikanten de belichting voor lief nemen. Zelfs in sommige professionele research microscopen laat de belichting zo nu en dan te wensen over. Het is een feit dat wanneer de belichting slecht is de beeldkwaliteit daar ernstig onder zal lijden. Een goede belichting is meer dan alle andere zaken belangrijk voor een goed microscopisch beeld. Dat er dure optiek gebruikt wordt is veel minder relevant. Velen hebben geleerd dat een Köhler verlichting noodzakelijk is om een goed beeld te krijgen. Köhler verlichting heeft weinig toegevoegde waarde als je met een eenvoudige microscoop werkt en deze belichting vindt je dan ook hoofdzakelijk bij de meer geavanceerde instrumenten. In een research microscoop kun je bijna alles verstellen en Köhler verlichting helpt hier bij het centreren van alle onderdelen en het geeft een gelijkmatige verlichting als het goed ingesteld is.
Er bestaan enkele hardnekkige misverstanden over Köhler verlichting, zelfs onder ervaren microscoop gebruikers. Sommigen denken dat Köhler verlichting noodzakelijk is voor fasecontrast microscopie of dat je er het hoogste oplossend vermogen (resolutie) meer bereikt in helderveld microscopie. In sommige gevallen echter kan Köhler verlichting zelfs belemmerend werken op het oplossend vermogen. Met name wanneer er objectieven met een hoge numerieke apertuur (NA) worden gebruikt in combinatie met een Abbe condensor. De resolutie is met Köhler verlichting met name begrenst wanneer er objectieven worden gebruikt met een NA groter dan 0.65 in combinatie met een droge Abbe condensor (NA < 1.0). Een voorbeeld van zo’n condensor is de Zeiss-typische klap-condensor die een NA heeft van 0.9. Wordt hiermee bijvoorbeeld een objectief 40/0.75 gebruikt dan zal het veld-diafragma in de Köhler instelling de mogelijke apertuur van het objectief begrenzen. Men kan het apertuur-diafragma dan in zijn geheel openen, toch zal niet de volledige apertuur van het objectief verlicht worden. Met een fase-telescoop is dit goed waar te nemen. Wil men de volledige apertuur van dit objectief gebruiken dan ontkomt men er niet aan om het veld-diafragma verder open te draaien of de condensor in een hogere positie te brengen. In beide situaties is er dan geen sprake meer van een Köhler instelling.  Köhler verlichting werd uitgevonden in een tijd dat lichtbronnen een ongelijkmatige verlichting gaven en microscoop objectieven nog geen goede antireflexiecoating hadden. Met de Köhler instelling werd het mogelijk om zowel een gelijkmatig verlichting als een verbetering van het contrast te verwezenlijken.

Bij eenvoudige microscopen zonder condensor kan de verlichting sterk verbeterd worden door een onderdeel in de stralengang aan te brengen waardoor het licht verstrooid wordt. Door het licht diffuus te maken wordt het oplossend vermogen vergroot en er wordt een gelijkmatigere verlichting van het preparaat mee bereikt. Met name bij het gebruik van  laag vergrotende objectieven (bijv. 4/0.10) is zo’n diffuse belichting een voordeel omdat het verkrijgen van een gelijkmatige belichting met zulke objectieven wat lastiger kan zijn. Om het licht te verstrooien kan een matglas, kalkpapier of gewoon wit papier gebruikt worden. Dit kan vervolgens geplaatst worden tussen de lichtbron en het apertuur diafragma. Het is belangrijk dat het matglas of papier niet te dicht op de lichtbron zit, anders wordt het licht niet goed genoeg verstrooid. Voor optimalisatie van de belichting is een fase-telescoop of een Bertrandlens een zeer nuttig hulpmiddel. Hiermee kan namelijk beoordeeld worden of de apertuur van het objectief voldoende wordt verlicht.

 

Verbeteren van belichting en oplossend vermogen

Eenvoudige microscopen hebben vaak nauwelijks of geen optiek die kan fungeren als condensor. Vaak is er onder de object-tafel alleen een irisdiafragma of een roterende schijf met openingen van verschillende diameters. Soms is er een enkelvoudige lens in de object-tafel ingebouwd of vlak boven het apertuur-diafragma geplaatst. De lichtbron bestaat uit een spiegel of een eenvoudige lamp in een behuizing. Het oppervlak van het lichtgevende deel van de lamp wordt belangrijk wanneer er geen condensor optiek aanwezig is. Hoe groter dit oppervlak is, des te beter de resolutie zal zijn omdat er een groter deel van de objectief-apertuur verlicht zal worden. Het is dus essentieel om het lichtgevende oppervlak van de lamp te vergroten wanneer er zich geen optiek onder de object-tafel bevindt. In afbeelding 1 is een irisdiafragma onder de object-tafel van een hoefijzer-statief te zien. Er is geen condensor-optiek aanwezig dus het lichtgevende oppervlak van de lichtbron bepaald in dit geval de resolutie van de microscoop. De microscoop in afbeelding 1 had een eenvoudige lamp in een behuizing met een matglazen bovenkant. De resolutie met een 40/0.65 objectief was onvoldoende ook wanneer het apertuur-diafragma helemaal werd opengedraaid. Met behulp van een fase-telescoop kan gezien worden dat de apertuur van het objectief onvoldoende verlicht wordt (afbeelding 1B); slechts een klein gedeelte van de apertuur wordt verlicht. In afbeelding C wordt aan de onderkant van het diafragma papier aangebracht om het licht te verstrooien. Hiermee wordt het lichtgevend oppervlak vergroot en dat heeft een dramatisch effect op de mogelijke resolutie.

Afb.1. Verbetering van de resolutie met een 40/0.65 objectief door het licht te verstrooien. A: volledig geopend diafragma zonder verstrooiing van het licht resulteert in een slecht oplossend vermogen. B: verlichting aan de achterkant van het objectief gefotografeerd met een fase-telescoop laat zien dat er slechts een klein gedeelte van de beschikbare apertuur gebruikt wordt. C: door verstrooiing van het licht met behulp van papier wordt een groter gedeelte van de objectief-apertuur verlicht en dit resulteert in een betere resolutie.

 

Spiegel of lamp?

De ouderwetse spiegel zou wel wat meer waardering kunnen krijgen. De spiegel wordt vaak gezien als een minder geschikte manier om een preparaat te verlichting. Dit is een groot misverstand. Een spiegel is vaak aanmerkelijk beter dan de meeste elektrische verlichtingen die je aantreft bij eenvoudige microscopen. In oudere schoolmicroscopen vind je regelmatig een 230 V gloeilamp die er op de plaats van de spiegel ingestoken kan worden (insteeklamp). Ze worden zeer heet en ze zijn beter in het verwarmen van het preparaat dan het verlichten ervan. Veel van deze lampen zijn nogal nutteloos. Met een spiegel kun je elke lichtbron gebruiken en heb je de mogelijkheid om een goede LED lamp in te zetten. Spiegels hebben een vlakke en een holle kant. De holle kant was bedoeld om het preparaat te verlichten wanneer er geen condensor aanwezig is; op deze manier kan het licht een beetje geconcentreerd worden. Wanneer er geen ingreep is gedaan om het licht te verstrooien en er geen condensor-optiek aanwezig is kan men het beste de holle kant van de spiegel gebruiken. In dat geval is het tevens raadzaam om een grotere gematteerde lamp te gebruiken (groter lichtgevend oppervlak). De apertuur van een 10/0.25 objectief kan op deze manier volledig verlicht worden maar naarmate de NA toeneemt zal deze belichting onvoldoende blijken. De manier om de resolutie te verbeteren is dus om het licht te verstrooien. Als je hiervoor bijvoorbeeld gewoon wit papier gebruikt dan kun je een hele felle LED lamp gebruiken, zelfs in combinatie met de holle kant van de spiegel; verstrooiing van het licht beschermd de ogen voor te fel licht. Er kunnen verschillende materialen gebruikt worden om het licht diffuus te maken. Persoonlijk vind ik de 32 mm matglazen schijfjes die speciaal voor microscopen bedoeld zijn vaak niet stringent genoeg om het licht van een felle puntvormige LED lichtbron gelijkmatig mee te verstrooien. In het geval van een felle LED lamp met een klein lichtgevend oppervlak is het beter om normaal papier te gebruiken.
Een andere manier om diffuus licht te verkrijgen is door de spiegel af te plakken met papier. Het papier reflecteert het licht en zorgt zo voor een zeer gelijkmatige verlichting. De Jansjö LED lampen van IKEA zijn perfect voor een setup als deze. Om genoeg resolutie te behalen met dit gereflecteerd licht en met een objectief 40/0.65 is er op zijn minst een enkele lens nodig die fungeert als condensor. De reden hiervoor is dat de afstand tussen spiegel en preparaat relatief groot is, dus het lichtgevende oppervlak zal zonder condensor-lens te klein zijn. Een handige bijkomstigheid met een afgeplakte spiegel is dat de lichtintensiteit op een gemakkelijke manier gereguleerd kan worden door de spiegel van een gekantelde positie naar een horizontale positie te draaien. Het licht zal dan langzaam zwakker worden (afbeelding 2).

Afb.2. Door een spiegel met papier te bedekken kan de lichtintensiteit gereguleerd worden. Door de spiegel van een gekantelde positie (links) naar een horizontale positie (rechts) te draaien wordt het licht zwakker.

Een eenvoudige basis microscoop

De microscoop die ik heb gebruikt voor dit artikel is te zien in afbeelding 3A. Er is geen condensor en geen optiek in of onder de object-tafel. Voor de foto's in dit artikel is puur verstrooid licht gebruikt. De microscoop was een Euromex model SA. Dit is een eenvoudig hoefijzer-statief, waarschijnlijk uit de jaren 70, en bedoeld voor het middelbaar onderwijs. Er zaten 3 achromatische objectieven aan deze microscoop:  10/0.25, 20/0.40 en 40/0.65. Verder waren er 3 Huygens oculairen 6x, 10x en 15x. Voor zover ik weet werden deze microscopen in China geproduceerd. Een vaak gehoord misverstand is dat de objectieven aan zo'n microscoop van minderwaardige kwaliteit zijn en niet in staat zijn om een goed beeld te leveren. Met een goede belichting echter zal duidelijk worden dat optiek als deze een prima beeld kan leveren. Alle foto's in dit artikel zijn met deze microscoop gemaakt.
Onder de object-tafel bevindt zich een roterend diafragma met 5 ronde openingen van verschillende diameter. Naarmate de NA van het objectief toeneemt moet een opening met een grotere diameter worden gekozen. Een diafragma als dit zul je typisch aantreffen bij zeer eenvoudige microscopen. Ook bij speelgoedmicroscopen (waar ik het verder niet meer over zal hebben) tref je ze vaak aan hoewel ze daar niet echt een functie hebben. Een roterend diafragma wordt vaak gezien als inferieur vergeleken met een irisdiafragma. Toch moet ik zeggen dat zo'n roterend diafragma zeer handig kan zijn. Het is een flexibel en gemakkelijk te gebruiken onderdeel, niet alleen om de apertuur mee te regelen maar ook om verschillende belichtingen mee te realiseren zoals schuine belichting en donkerveld-belichting. De openingen van het diafragma had ik afgeplakt met Tesa tape om het licht te verstrooien. Voor afbeelding 3B had ik de grootste opening niet afgeplakt, dit om de diameter te laten zien. Later heb ik deze opening gebruikt om er een donkerveld-stop in te plaatsen en dit gaf een zeer mooi donkerveld beeld met een 20/0.40 objectief. Er is enige functionele gelijkenis tussen zo'n roterend diafragma en een universele fasecontrast condensor. De spiegel werd beschenen met een Jansjö LED lamp. Met de vlakke kant van de spiegel was er genoeg licht voor de kleiner vergrotende objectieven terwijl bij gebruik van een 40/0.65 objectief de holle kant van de spiegel beter was.

Afb.3. Links: een eenvoudige schoolmicroscoop zonder condensor-optiek (Euromex SA). Rechts: roterend apertuur diafragma met openingen van klein naar groot en 4 posities afgeplakt met Tesa tape om het licht te verstrooien.

In afbeelding 4 is te zien dat de apertuur van een 40/0.65 objectief in voldoende mate verlicht wordt en dit zorgt voor een toereikend oplossend vermogen.

Afb.4. Verlichting in het brandvlak aan de achterkant van een 40/0.65 objectief, gefotografeerd door een fase-telescoop. A: Bij gebruik van de opening met de op één na grootste diameter werd voldoende resolutie behaald in normale helderveld belichting. De zwakke buitenste ring is de grens van de apertuur van het objectief. B: Belichting met de grootste opening. Hier wordt een groot deel van de apertuur verlicht wat zorgt voor een hoog oplossend vermogen wat ten koste gaat van het contrast. Met deze diafragma opening zou de belichting zelfs voldoende zijn voor een 60/0.85 objectief. C: het decentreren van de grootste opening geeft een mooie schuine belichting.

De resolutie met de verschillende diafragma openingen werd getest met een preparaat van de diatomee Pleurosigma angulatum. De resultaten zijn te zien in afbeelding 5. Pleurosigma angulatum wordt vaak gebruikt om objectieven en resolutie mee te testen. Het is een kritisch object voor een 40/0.65 objectief. Bij onvoldoende resolutie door onjuiste instellingen zal de fijnstructuur van deze diatomee met een 40/0.65 niet meer zichtbaar zijn.

Afb.5. Links: De fijne poriën-structuur van Pleurosigma angulatum wordt zichtbaar met de diafragma opening als in afbeelding 4A. Rechts: Schuine belichting wordt op een gemakkelijke manier verkregen door het diafragma een beetje te verdraaien waardoor de opening niet meer gecentreerd is, instelling zoals in afbeelding 4C. Hierdoor wordt de structuur nog beter zichtbaar.

De oculairen

Bij eenvoudige microscopen als de Euromex SA zitten meestal een paar Huygens oculairen. Huygens oculairen zijn simpel opgebouwd en het gezichtsveld is niet groot. Het is een kwestie van smaak maar persoonlijk vind ik bij een monoculaire microscoop een Huygens oculair prettiger om door te kijken dan een groothoek (Wide Field, WF) oculair. Met een kleiner gezichtsveld heb je een beter overzicht en dat is rustiger kijken met een monoculaire microscoop; met één oog kijken kan soms namelijk al een opgave op zich zijn. Bij de Euromex microscoop zaten 3 oculairen: 6x, 10x en 15x. Het 10x en 15x oculair compenseren de rest-fouten van het objectief nauwelijks dus deze oculairen worden bij voorkeur gebruikt met de minder vergrotende objectieven zoals 4/0.10 en 10/0.25. Als er een compenserend oculair wordt gebruikt met deze laag vergrotende achromaten, dan zal het beeld meestal over-gecorrigeerd worden waardoor chromatische aberratie ontstaat. Zie ook: 'De juiste objectief-oculair combinatie'. Het 6x oculair blijkt meer compenserende werking te hebben en wordt bij voorkeur gebruikt met een 40/0.65 of hoger vergrotend objectief. Het is overigens zinvol om een hogere oculair vergroting te gebruiken met een lagere objectief vergroting en andersom. Met de hoger vergrotende objectieven wordt namelijk eerder een lege vergroting bereikt. Met een objectief 40/0.65 of meer is een oculair met een vergroting van lager dan 10x naar mijn smaak wat prettiger kijken. Het beeld oogt helderder en contrastrijker en de totale vergroting is lager waardoor de indruk van het beeld beter wordt; het leidt tot een subjectieve verhoging van de beeldkwaliteit. Hedendaagse cursus- of schoolmicroscopen hebben vaak groothoek oculairen die nauwelijks compenseren. Het beeld met deze oculairen zal prima zijn met de 4/0.10 en 10/0.25 objectieven maar zodra een 40/0.65 objectief wordt gebruikt zal chromatische aberratie optreden aan de rand van het gezichtsveld. Iemand met weinig microscoop ervaring zal dit waarschijnlijk niet eens opmerken. Maar als je het buitenste gedeelte van het gezichtsveld eens kritisch bekijkt dan valt op dat de objecten daar vervormd worden en dat ze zijn omgeven door een blauwe rand. De beeldkwaliteit van een hoger vergrotend objectief kan in dat geval aanmerkelijk verbeterd worden wanneer er een compenserend oculair gebruikt wordt. Mijn ervaring is dat het gebruik van Olympus P7x, P10x en WF10x oculairen tot een aanzienlijke verbetering van het beeld leiden bij merkloze objectieven 40/0.65 of hoger. Deze Olympus oculairen waren bedoeld om te gebruiken met de kortere Olympus objectieven (36.65 mm parfocale lengte). Met alle merkloze 40/0.65 objectieven die ik getest heb zag ik verbetering van het beeld bij gebruik van de compenserende Olympus oculairen. Het gebruik van verschillende oculairen met verschillende objectieven is overigens een goede gewoonte. Bij eenvoudige achromaten kan er niet met één enkel oculair het beste beeld uit alle objectieven gehaald worden. Het gebruik van één en hetzelfde oculair voor alle objectieven zal alleen werken bij plan-achromaten en hoger gecorrigeerde objectieven zoals (plan) fluorieten en (plan) apochromaten. Deze objectief-klassen treffen we echter niet aan bij eenvoudige microscopen.

Het hoefijzer-statief

Tegenwoordig zul je in het onderwijs niet vaak meer hoefijzer-statieven (ook wel kantel-statief genoemd) aantreffen. Dit zijn de microscopen met rechte tubus en kantelbaar statief. Veel scholen en instellingen hebben hun oudere microscopen vervangen door modernere microscopen met een schuine tubus. Helaas........
Ik heb een sterke voorkeur voor de hoefijzer-statieven, simpelweg omdat dit ontwerp optisch gezien kwalitatief beter is. Bij microscopen met schuine tubus zit er een prisma in de stralengang. Elk extra optisch element in de stralengang zal de kwaliteit van beeld alleen maar doen verminderen. Natuurlijk is dit lang niet altijd merkbaar, zeker niet bij microscopen van gerenommeerde merken die hoogwaardige materialen gebruiken. Maar bij eenvoudige schoolmicroscopen kan zo'n prisma wel degelijk wat uitmaken. En bij een tweedehands microscoop wordt dit nog relevanter. Ik heb vaak gezien dat een slecht beeld werd veroorzaakt door een prisma dat vervuild, gedelamineerd of gewoon niet goed afgesteld was. Bij een hoefijzer-statief is er een directe verbinding tussen objectief en oculair; het is eigenlijk gewoon een foto-tubus. Ook voor bijvoorbeeld polarisatie microscopie is dit een voordeel. Bij een microscoop met rechte tubus kun je gewoon een polarisatie filter (analysator) in het oculair plaatsen. Dit is niet mogelijk bij microscopen met schuine tubus omdat gepolariseerd licht door het prisma wordt gedepolariseerd. Enige manier is hier om het polarisatie filter onder het prisma te plaatsen en dat betekend dat de tubus gedemonteerd moet worden. Niet echt handig.
Bij gebruik van een systeemcamera voor fotografie kan een rechte tubus ook een voordeel hebben. Een spiegelreflexcamera zou door zijn gewicht aardig wat spanning kunnen veroorzaken indien gemonteerd op een schuine tubus. En een minder zware microscoop zal er dan ook gemakkelijker door omvallen. Bovendien is het met een rechte tubus mogelijk om een camera los op de microscoop te plaatsen. Afbeelding 6 laat een opstelling zien die ik vaak gebruik. Een adapter wordt om de tubus geklemd en daar boven op wordt een rubberen ring geplaatst. Hier kan ik een Olympus PEN camera met een Sigma 30 mm objectief probleemloos op plaatsen. Door het gewicht van de camera blijft alles stabiel staan en kan ik met de zelfontspanner foto's maken. De Sigma 30 mm lens is hiervoor zeer geschikt omdat deze geen naar buiten bewegende delen heeft, alles gebeurt intern. Na de foto gemaakt te hebben wordt de camera er weer afgehaald en kan weer door het oculair gekeken worden.

Afb.6. Olympus PEN EP-1 camera met Sigma 30 mm lens op een Olympus HSB hoefijzer-statief. Door zijn eigen gewicht blijft de camera op zijn plaats. Een setup als deze kan ook worden gebruikt met een smartphone waarbij je de telefoon laat rusten op de rubberen ring.

Het waarnemen van kleine en moeilijk zichtbare onderwerpen

Er wordt vaak gedacht dat je een olie-immersie objectief en 1000x vergroting nodig hebt om bacteriën te kunnen zien. En dat je een fasecontrast uitrusting nodig hebt om bacteriën en transparante cellen te kunnen waarnemen. Olie-immersie objectieven en fasecontrast zul je niet aantreffen op een schoolmicroscoop. Maar dat betekend niet dat die bacteriën en kleurloze cellen niet te zien zijn. Bacteriën zijn de kleinste organismen die nog zichtbaar gemaakt kunnen worden met een lichtmicroscoop. Ook deze wat lastigere onderwerpen zijn met een eenvoudige microscoop redelijk goed te zien. In dit artikel zijn enkele foto's te zien van wat lastiger waar te nemen onderwerpen zoals bacteriën, wangepitheelcellen en bloed.

 

De foto's

Alle foto's werden gemaakt met de Euromex SA microscoop en een Olympus  PEN E-PL1 camera. Beeldbewerking is tot een minimum beperkt; naast correctie van de witbalans en belichting is het contrast in de opnames een beetje verhoogd. Alle foto's zijn enkelvoudige opnames; geen van de beelden is ontstaan door het stapelen (‘stacking’) van meerdere foto's.

Afb.7. Helderveld opname van Cymbella. Objectief 40/0.65.

Afb.8. Pleurotaenium, donkerveld opname (links) en schuine belichting (rechts). Objectief 20/0.40.

Afb.9. Zand (links) en een gedeelte van een mosblaadje (rechts). Objectief 10/0.25.

Afb.10. Levende Pinnularia in helderveld belichting (boven) en schuine belichting (onder). Objectief 40/0.65.

Afb.11. Chloroplasten in de cellen van Elodea (Waterpest). Objectief 40/0.65.

Afb.12. Cymatopleura, een diatomee met een interessante vorm. Objectief 40/0.65.

Afb.13. Pediastrum. Helderveld belichting (links) en schuine belichting (rechts). Objectief 40/0.65.

Afb.14. Wangepitheelcellen in normaal helderveld (links) en schuine belichting (rechts). Objectief 40/0.65.

Afb.15. Menselijk bloed met linksboven van het midden een witte bloedcel. Schuine belichting met objectief 40/0.65.

Afb.16. De blauwalg Merismopedia (links) en diatomee Melosira (rechts). Objectief 40/0.65.

Filmbestand

Video van bacteriën in vergane spinaziebladeren, opgenomen met objectief 40/0.65.

Afb.17. Haematococcus (Bloedregenalg) in het water van een vogeldrinkbakje. Objectief 40/0.65.

Afb.18. Een raderdier (links) en Arachnoidiscus (rechts). Schuine belichting met objectief 20/0.40.

Conclusie

Met een eenvoudige schoolmicroscoop kan heel veel gezien en gefotografeerd worden als de belichting in orde is. De microscoop die gebruikt werd voor dit artikel zou zelfs ingezet kunnen worden voor professionele doeleinden bijvoorbeeld in een dierenkliniek. Ik denk dat er nogal wat misverstanden bestaan over welk type microscoop je eigenlijk nodig hebt om bepaalde materialen te onderzoeken. Sommige mensen die beginnen met microscopie denken dat ze dure, hoog gecorrigeerde objectieven nodig hebben. De reden hiervoor kan zijn dat veel ervaren microscopisten alleen de beste optiek gebruiken. En als beginner zou je dan misschien denken dat je dat ook nodig hebt om die mooie foto's te maken. Maar het draait lang niet alleen om de optiek. Het is niet zo belangrijk hoe geavanceerd een microscoop is, het gaat erom hoe de microscoop gebruikt wordt. En een goede belichting is daarbij één van de belangrijkste zaken.

De oorspronkelijke versie van dit artikel werd in het Engels gepubliceerd in Micscape Magazine en is als PDF te downloaden via onderstaande link:

http://www.microscopy-uk.org.uk/mag/artnov19/rv-basic-microscope.pdf